ACCOUNTANTS EN GEHEIMHOUDING

 

Bij het afleggen van kantoorbezoeken stellen de leden van de raad van de orde vaak vast dat kantoren geen specifieke afspraken met hun administratiekantoor of accountant over geheimhouding maken. Als reden wordt veelal opgegeven dat de accountant het standpunt inneemt op grond van de eigen beroepsregels al tot geheimhouding verplicht te zijn. Dat standpunt is echter niet zonder meer juist.

Het functioneel verschoningsrecht is door de Hoge Raad onthouden aan een accountant, een belastingconsulent of een belastingadviseur en een registeraccountant. Zie hieromtrent onder meer HR 29 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9693: “Het oordeel van de rechtbank dat aan mr. Bos als registeraccountant geen zelfstandig verschoningsrecht toekomt is juist”.

Ook een administratiekantoor behoort niet tot geheimhouders.

Een persoon die zelf geen verschoningsrecht heeft, maar aan wie informatie wordt toevertrouwd die valt onder de reikwijdte van het verschoningsrecht van de opdrachtgever, kan echter met een beroep op dat afgeleid verschoningsrecht het belang waarborgen dat niet wordt geopenbaard wat in de hoedanigheid is toevertrouwd. In de genoemde uitspraak van de Hoge Raad ging het om stukken die door advocaten aan een accountant ter hand waren gesteld en die object waren aan het aan de advocaat toekomende verschoningsrecht, en om die reden zonder zijn toestemming niet in beslag genomen konden worden (artikel 98, eerste lid, Wetboek van Strafvordering). Deze uit het aan een advocaat toekomende verschoningsrecht voortvloeiende beperking van de bevoegdheid tot inbeslagneming vindt – aldus de Hoge Raad – haar grond in het zwaarwegende belang dat een ieder de mogelijkheid heeft om vrijelijk, en zonder vrees voor openbaarmaking hetgeen aan de advocaat in diens hoedanigheid wordt toevertrouwd, een advocaat te raadplegen.

In het door de Hoge Raad beoordeelde geval ging het om de inschakeling van een registeraccountant als deskundige. De Hoge Raad overweegt daarover: “In aanmerking genomen dat die deskundige in verband met de uitvoering van de hem door de advocaat gegeven opdracht zo nodig kennis moet nemen van bepaalde gegevens en stukken ten aanzien waarvan de plicht tot geheimhouding voor de advocaat geldt, is ook in zoverre een uitbreiding van diens geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht geboden. Daarbij maakt het geen verschil of bedoelde gegevens aan deze deskundige mondeling dan wel schriftelijk door de advocaat zijn verstrekt, en of hij ten kantore van de advocaat kennis neemt van de inhoud van bedoelde stukken dan wel deze stukken onder zich verkrijgt doordat de advocaat hem die ter hand stelt of laat stellen. Het voorgaande brengt mee dat bedoelde deskundige zich met een beroep op het hem toekomende verschoningsrecht, dat is afgeleid van het verschoningsrecht van de advocaat, zal kunnen verzetten tegen de inbeslagneming van de hiervoor bedoelde brieven en stukken, indien en voor zover deze zich bij hem bevinden in verband met de vervulling van een door hem aanvaarde opdracht welke hem is verleend door de advocaat in het kader van de behandeling van een bepaalde door een cliënt aan deze toevertrouwde aangelegenheid. De aard van de hier aan de orde zijnde afgeleide bevoegdheid tot verschoning brengt mee dat het oordeel omtrent de vraag of brieven of stukken object van afgeleide bevoegdheid tot verschoning uitmaken, in beginsel toekomt aan de persoon van wie het verschoningsrecht is afgeleid”.

De overwegingen van de Hoge Raad zijn klip en klaar: indien de accountant van een advocaat/advocatenkantoor kennis neemt van vertrouwelijke informatie heeft hij een afgeleid verschoningsrecht. Het oordeel over de vraag hoever dat verschoningsrecht zich uitstrekt komt toe aan de opdrachtgevende advocaat.

De onderhavige uitspraak gaat over een situatie waarin een accountant in opdracht van een advocaat als deskundige optreedt. Niet geheel zeker is of de Hoge Raad tot eenzelfde oordeel komt indien de accountant bij het opmaken of controleren van een jaarrekening kennis neemt van vertrouwelijke informatie, maar ik zie geen principieel verschil tussen de beoordeelde situatie en die waarin de accountant (of het administratiekantoor) bij controle van de cijfers kennis neemt van vertrouwelijke informatie, zoals namen van cliënten.

Voorop staat echter dat de accountant of het administratiekantoor dus geen zelfstandig verschoningsrecht toekomt. Het is dus aangewezen dat de advocaat de geheimhouding ook steeds schriftelijk vastlegt. Het is verstandig daarbij dan ook op te nemen dat het in voorkomend geval aan de advocaat is te beslissen over de vraag welke brieven of stukken object van de afgeleide verschoningsbevoegdheid van de advocaat deel uitmaken.

Alhier kunt u de standaard-geheimhoudingsverklaring die voor de accountant of het administratiekantoor kan worden gebruikt downloaden.

Doe er uw voordeel mee!

 

mr. Jan Stadig,
wnd. deken